En weer waait een linkse wind door Latijns-Amerika / Argus



En weer waait een linkse wind door Latijns-Amerika

door JAN VAN DER PUTTEN



Sinds de staatkundige onafhankelijkheid gaat Latijns-Amerika van cyclus naar cyclus: nu eens rechts, dan weer links, nu eens dictatoriaal, dan weer democratisch. De huidige golf van linkse verkiezingsoverwinningen heeft pragmatische leiders aan de macht gebracht. Met brede bondgenootschappen proberen ze een nieuw rechts tij te keren.



Een continent met 33 onafhankelijke landen, 660 miljoen inwoners en talloze verschillen op demografisch, sociaal en economisch gebied, zo’n werelddeel moet ook politiek wel een allegaartje zijn. Zou je tenminste denken. Misgedacht. Latijns-Amerika is in politiek opzicht opvallend homogeen. Vaak waait door het hele continent dezelfde politieke wind, uit welke hoek die ook komt. De aflossing van de presidentiële wacht in Brazilië, waar de dictatorenbewonderaar Jair Bolsonaro op 1 januari moet plaatsmaken voor de linkse oude bekende Luis Inácio da Silva, koosnaam Lula, staat dan ook niet alleen. Lula’s overwinning voegt zich in de laatste golf van Latijns-Amerika’s nieuwe politieke tij.



Sinds de staatkundige onafhankelijkheid in het eerste kwart van de negentiende eeuw is het tij keer op keer gekeerd. De eerste cyclus duurde het langst: ongeveer een eeuw. De koloniale machthebbers werden opgevolgd door een lokale elite van grootgrondbezitters, generaals en bisschoppen en hun neokoloniale buitenlandse vrienden. Voor de rest van de bevolking veranderde er niet veel. De tweede grote cyclus begon op Wall Street. De beurskrach van 1929 en de Grote Depressie schokten ook Latijns-Amerika, dat sinds de formulering van de Monroe-doctrine in 1823 (‘Amerika voor de Amerikanen’) in de achtertuin van de Verenigde Staten lag. Latijns-Amerika’s economische afhankelijkheid van de machtige noorderbuur en van Groot-Brittannië wreekte zich. Plotseling stokten de Amerikaanse en Europese investeringen en leningen en zakte de vraag naar grondstoffen uit Latijns-Amerika in, net als de import door Latijns-Amerika van goederen uit de industrielanden.



De gevolgen waren immens: massale werkloosheid, volksopstanden, politieke woelingen, revoluties, staatsgrepen.

Populisme en fascisme kregen ruim baan. Neem de reuzen Brazilië en Argentinië. Brazilië kon zijn koffie en suiker aan de straatstenen niet meer kwijt. Er brak een revolutie uit. President Getúlio Vargas kreeg met zijn industrialiseringspolitiek de arbeiders achter zich en vestigde een corporatieve staat. In Argentinië grepen de militairen de macht. Er werden fabrieken gebouwd om de spullen te produceren die vroeger geïmporteerd werden. Veel gauchos, de cowboys van de pampa’s, trokken naar de steden om fabrieksarbeider te worden. Zo ontstond een arbeidersklasse, die zich in de jaren veertig voor het politieke karretje liet spannen van een populistische kolonel, Juan Domingo Perón. Sindsdien is het peronisme niet meer uit Argentinië weg te denken.



In de Eerste Koude Oorlog – de Tweede beleven we op dit moment – waren linkse regeringen en bewegingen in Latijns-Amerika voor de VS onduldbaar. Ze waren het communistische gevaar, en dat moest koste wat kost worden bezworen. Árbenz in Guatemala, Goulart in Brazilië, Torres in Bolivia, Allende in Chili, de guerrillabewegingen in Uruguay, Argentinië en Midden-Amerika, ze moesten allemaal van de kaart worden geveegd. Alleen in Cuba en het sandinistische Nicaragua lukte het niet. De cascade van militaire staatsgrepen en invasies werd zonder uitzondering georganiseerd, uitgevoerd of gesteund door de Verenigde Staten. In naam van de nationale veiligheid sloegen de militaire dictaturen aan het ontvoeren, martelen en moorden. Aan het eind van de jaren zeventig waren er in Midden-Amerika drie bloedige burgeroorlogen aan de gang – in feite waren het proxy-oorlogen tussen Amerika en de Sovjet-Unie – en telde Zuid-Amerika acht grimmige dictaturen. Alleen Colombia, Venezuela en Guyana bleven gespaard, gewoon omdat dictaturen niet nodig waren.



Het einde van deze militaire cyclus viel ongeveer samen met de instorting van de Sovjet-Unie en dus met het einde van de Eerste Koude Oorlog. De wind die daarna door Latijns-Amerika ging waaien kwam uit de neoliberale hoek. Deze ideologie, waarmee in het Chili van Pinochet voor het eerst was geëxperimenteerd, heeft wereldwijd de welvaartskloof sterk vergroot. In Latijns-Amerika richtte ze ware ravages aan, vooral na het uitbreken van een ongekende schuldencrisis. Dit leidde tot een linkse golf, die tot grote hoogte steeg in Brazilië onder Lula en in Venezuela onder Hugo Chávez. Vele miljoenen kregen voor het eerst een menswaardig bestaan. Dat was ook te danken aan een uitzonderlijke conjunctuur. China was immers in razendsnelle opkomst, betaalde hoge prijzen voor Latijns-Amerika’s grondstoffen en investeerde er tomeloos op los.



De Chinese boom duurde tot 2011. Door de voortdurende daling van de Chinese groei was er in Latijns-Amerika steeds minder geld voor programma’s voor de armen. De gevolgen van de financiële debacle in Amerika en Europa kwamen daar nog bij. En zo keerde het tij opnieuw. In het ene Latijns-Amerikaanse land na het andere wonnen rechtse kandidaten de verkiezingen, met Bolsonaro in Brazilië als de ergste ijzervreter. Maar deze keer duurde de neoliberale cyclus niet lang. In het politieke jojospel is links weer aan de beurt gekomen. Er zitten nu democratisch gekozen regeringen van uiteenlopende linkse pluimage in Colombia, Peru, Bolivia, Chili, Argentinië en Honduras, en daar komt Brazilië binnenkort bij. Cuba, Nicaragua en Venezuela horen er niet bij, want de revoluties daar zijn openlijke of verkapte dictaturen geworden. Mexico is een twijfelgeval, en Peru telt in de praktijk nauwelijks mee omdat president Pedro Castillo zijn ministers sneller verslijt dan Verstappen zijn banden en verwikkeld is in tal van schandalen die hem politiek lamleggen.



In verschillende landen is een nieuw type links ontstaan: minder ideologisch, meer pragmatisch; minder idealistisch, meer realistisch; niet of nauwelijks meer verbonden aan de traditionele partijen en veel meer aan nieuwe volksbewegingen. Ze zijn bereid bondgenootschappen te sluiten met bewegingen en partijen die allesbehalve revolutionair zijn maar wel streven naar grotere maatschappelijke rechtvaardigheid. Die allianties moeten het draagvlak verbreden en de politieke stabiliteit versterken. Vooral in het Chili van Gabriel Boric en het Colombia van Gustavo Petro zie je die benadering, en Lula gaat in Brazilië dezelfde kant op.



Maar het zijn voor links lastige tijden, want het is volop crisis op verschillende fronten tegelijk. De gevolgen van covid en de Oekraïne-oorlog treffen ook Latijns-Amerika zwaar, de Chinese groeimotor hapert steeds meer, de overgang naar een groene economie kost handenvol geld. Een recessie in Europa is ernstig, in Latijns-Amerika is ze rampzalig. Er is de linkse leiders alles aan gelegen om de crisis zo goed mogelijk te bestrijden, en daardoor te voorkomen dat de politieke windwijzer opnieuw radicaal van richting verandert. Voor antidemocratische populisten is er immers geen voedingsbodem zo vruchtbaar als een economische crisis. Hoe erger hoe beter.




zaterdag 10 december 2022

Klik hier