We spreken al een aardig mondje Chinees / Argus


Bijlage bij Argus nr. 100, gewijd aan het jaar 2031, 13 april 2021


We spreken al een aardig mondje Chinees


door JAN VAN DER PUTTEN


Wat moest gebeuren, is gebeurd: Nederland is een Chinese vazalstaat geworden. Net als de andere landen van het Oude Continent, en wat we vroeger de derde wereld noemden. Is dat erg, zo’n vazalstatus? Vanuit Chinees gezichtspunt is het juist een privilege. Een vazalstaat is niet het Chinese equivalent van een westerse kolonie. Vazallen hebben ruime autonomie, ze worden beschermd door hun suzerein, ze genieten veel economische voordelen en hebben, voor zover mogelijk, deel aan de superieure cultuur van hun beschermer. Zo nodig nemen ze ook zijn taal over. Er wordt van hen slechts één ding verwacht: respect. En bij respect hoort geen kritiek.


Twee millennia geleden werd China de machtigste staat van Oost-Azië. Sindsdien heeft het zich omringd met vazalstaten. De vorsten van deze staten kwamen op gezette tijden naar de Chinese hoofdstad om de keizer, de heerser over alles wat onder de hemel is, hun respect te tonen en daarmee verzekerd te blijven van zijn hoge bescherming. De Eeuw der Vernedering, waarin China niet alleen door westerse barbaren maar ook door zijn vroegere vazal Japan diep werd gekrenkt, was in Chinese ogen een ommekeer van de natuurlijke verhoudingen. Die tegennatuurlijke periode is voorbij. China is terug op het internationale toneel als nooit tevoren. Vroeger was dat toneel Oost-Azië, tegenwoordig is het de hele wereld.


Steeds meer landen zijn van China afhankelijk geworden. Steeds meer landen werden een onderdeel van de Chinese economie en daardoor een Chinese vazalstaat. Ook Nederland. Het was immers onmogelijk zo’n kolossale afzetmarkt te negeren, en Nederland was ook voor China interessant. Door de Veldhovense chipmachinemaker ASML en de Technische Universiteiten Delft en Eindhoven te kopen won China uiteindelijk de techoorlog met de Verenigde Staten. De Volksrepubliek nam de grote zaadveredelingsbedrijven over en garandeerde daardoor haar voedselvoorziening. Ze kocht ook de Nederlandse baggerbedrijven om de havens van de wereld te beheersen. Daarna kreeg Nederland dezelfde taak toegewezen als Frankrijk, Italië en Griekenland: die van vakantiebestemming voor Chinese toeristen. Daartoe werden de Keukenhof, de Efteling, de Alkmaarse kaasmarkt en de Amsterdamse binnenstad opgekocht, evenals Giethoorn, waar de bewoners tegenwoordig betaald worden om Chinese toeristen door hun ramen te laten gluren.


De Nederlandse economie wordt steeds meer ingericht om de bezoekers uit China goed te kunnen bedienen. De restaurants serveren authentieke Chinese gerechten en de menukaarten zijn in het Chinees, net als de ANWB-borden, de coronaproof audiotours in de musea, de films, de tv-programma’s (voor de locals is er nog één Nederlandstalig kanaal) en het nieuws op de digitale schermen die overal in de publieke ruimte zijn aangebracht.


Negen op de tien Nederlanders werken direct of indirect in het toerisme. De meesten van hen spreken al een aardig mondje Standaardmandarijn. Dat hebben ze te danken aan genereuze Chinese studiebeurzen. Op school is Chinees een verplicht vak. De lonen zijn hoog, want aan arbeidsonrust hebben de Chinezen een broertje dood. Zelfs de Nederlandse bejaarden worden betaald om vanuit hun huis te wuiven en te glimlachen naar passerende Chinezen. Win-win. En ze leefden nog lang en ongelukkig.




zaterdag 17 april 2021

Klik hier