China en het coronavirus - Dood door schuld - De schuld van Xi / De Groene Amsterdammer




China en het coronavirus


Dood door schuld


De schuld van Xi





De ziekelijke obsessie van China’s leider Xi Jinping met controle van de publieke opinie heeft een wereldwijde gezondheidscrisis veroorzaakt alsmede dreigende economische rampspoed voor China zelf.








 


Grensautoriteiten informeren inwoners van het afgelegen Altay-gebied over het coronavirus, Xinjiang, China, 20 februari.© EPA/A RAN CHINA OUT / ANP


In deze dagen van nationale ontreddering ventileren miljoenen Chinezen digitaal hun woede over de manier waarop de overheid is omgesprongen met de door haar eigen nalatigheid aangejaagde coronavirus-epidemie. Eerst de fase van ontkenning, geheimhouding, leugens, censuur, bedreiging van klokkenluiders, zelfs hulp aan de verbreiding van de epidemie: de virusstad Wuhan richtte ter gelegenheid van Chinees Nieuwjaar voor veertigduizend mensen een maal aan en stond de exodus toe van vijf miljoen potentiële virusdragers. En daarna de ommezwaai: grootscheeps alarm, inzet van draconische middelen, monopolisering van de berichtgeving over de ‘volksoorlog’ tegen Covid19, de officiële naam van het virus. De Leider van het Volk moet die oorlog winnen om het geschokte vertrouwen van het volk terug te krijgen.


Dat is geen simpele taak voor iemand als Xi Jinping. Hij is immers allergisch voor kritiek en vindt absolute gehoorzaamheid de hoogste deugd. Discussiëren mag, maar alleen in de officiële denktanks en binnen de door de partij gestelde grenzen, en het blijft binnenskamers. Intellectuelen die buitenskamers hun kritische mond opendoen wordt het zwijgen opgelegd. Een van de laatsten die dat overkwam was de jurist professor Xu Zhangrun. Getrouw aan het vroegere devies van zijn Tsinghua Universiteit (‘Onafhankelijk van geest, onbelemmerd van denken’) publiceerde hij in 2018 op internet een serie scherpe essays. In een literaire stijl vol erudiete toespelingen op de Chinese geschiedenis en literatuur waarschuwde hij voor de gevolgen van de machtsconcentratie in handen van Xi Jinping. Zijn essays werden hem betaald gezet met terugzetting in universitaire rang, een doceerverbod en een publicatieverbod.


Desondanks publiceerde hij eind januari een vlijmend betoog, getiteld ‘Virusalarm: Als woede de angst overwint’. Het essay is opgebouwd uit negen aanklachten, die het ‘nieuwe tijdperk’ dat volgens Xi Jinping is begonnen onorthodox definiëren: morele uitputting, verzwakt bestuur, herleefde hofpolitiek, big-datatotalitarisme en WeChat-terreur (WeChat is de Chinese WhatsApp, maar met veel meer toepassingen), stilgelegde hervormingen, isolement, streven naar bevrijding van angst, een tikkende klok. Binnen de kortste keren was het artikel van internet verdwenen. Xu kreeg huisarrest en zijn internetverbinding werd afgesneden.


Professor Xu staat in een lange traditie. Sinds het confucianisme twee millennia geleden staatsfilosofie werd, zijn Chinese intellectuelen immers de publieke zaak toegedaan. In de keizertijd zagen ze het als hun plicht de vorst te waarschuwen als die een volgens hen verkeerde koers had ingeslagen. Een goede keizer trok zich de kritiek aan en stuurde bij, een slechte keizer legde zijn critici het zwijgen op. Mao Zedong leek een oude traditie te herstellen toen hij in zijn campagne ‘Laat honderd bloemen bloeien’ de intellectuelen vroeg een kritisch oordeel te vellen over zijn beleid. Hun eerlijkheid heeft hun jaren van hun leven gekost, soms hun leven zelf.


Xu Zhangrun gaat verder dan de klassieke confucianistische intellectueel. Hij beschermt niet meer de keizer tegen zichzelf, hij rekent met hem af. De huidige dynastie van de communistische aristocratie heeft volgens hem het Mandaat van de Hemel verspeeld. Xu put hoop uit het taaie volksverzet in Hongkong, de afkeer in Taiwan van het Chinese politieke systeem zoals die overduidelijk bleek uit de laatste verkiezingen, en de woede-uitbarsting over de manier waarop de epidemie is aangepakt, of juist niet is aangepakt. Xu Zhangrun deed een vlammende oproep: ‘Word razend op het onrecht, laat de vlam van fatsoen je leven oplichten, breek door de geestdodende duisternis heen en verwelkom de dageraad.’


Om razend te worden hadden miljoenen Chinezen geen in ongenade gevallen publieke intellectueel voor nodig. Die verdienste komt postuum op het conto te staan van dokter Li Wenliang in Wuhan. Na zijn waarschuwing voor het nieuwe virus, eind december, kreeg Li de politie over de vloer, die hem dwong een spijtbetuiging voor dit lasterlijke ‘gerucht’ te tekenen. Waarna hij terugkeerde naar het virusfront, door een van zijn patiënten werd besmet en stierf. Zijn dood, die de autoriteiten nog probeerden te verdoezelen, leidde tot een digitale orkaan van rouwbeklag, woede en protesten. Sinds de Tiananmenrevolte van 1989 heeft China niet zo’n uitbarsting gekend. De hashtag #ikwilvrijheidvanmeningsuiting ging viraal voordat ze op last van hogerhand verdween.


Li Wenliang groeide uit tot symbool van verzet tegen een regime dat controle van de publieke opinie belangrijker vond dan de tijdige controle van een epidemie. Als er direct naar hem en andere klokkenluiders was geluisterd en de media niet waren gebreideld, dan was alles anders gelopen. De epidemie had dan in een vroeg stadium bestreden kunnen worden en zou niet zijn uitgegroeid tot een pandemie (op 25 februari had het virus zich verspreid in 36 landen). De economie van het grootste handelsland ter wereld zou niet tot stilstand zijn gekomen en de wereldeconomie zou niet voor een recessie hebben gestaan. En het Chinese regime zelf zou zijn grootste gezondheids- en politieke crisis bespaard zijn gebleven.


De dood van dokter Li zette in binnen- en buitenland een campagne in beweging voor vrijheid van meningsuiting, vaak met een beroep op artikel 35 van de Chinese grondwet. Die garandeert de burgers ‘vrijheid van spreken, pers, vereniging, processie en demonstratie’. De censoren die dag en nacht bezig zijn de roep om persvrijheid te smoren onderstrepen iets wat iedereen allang wist: dat de partij boven de door haarzelf gemaakte constitutie staat.


Was er direct naar klokkenluiders geluisterd, dan was alles anders gelopen

Waar ligt de schuld? Xi Jinping wijst naar de provincie Hubei en haar hoofdstad Wuhan. Al sinds een jaar waarschuwt hij het partijkader van heel China voor ‘zwarte zwanen’, partij-jargon voor onvoorspelbare crises waarin ‘buitenlandse vijandige krachten’ vaak de hand zouden hebben. De leiders van Hubei en Wuhan zouden zich niet op zo’n zwarte zwaan hebben voorbereid. Ze zijn grotendeels weggezuiverd: de eeuwenoude reactie van de keizer die zijn mandarijnen laat boeten voor wat er misgaat. Zodra Peking erachter kwam wat er aan de hand was, zou ze alert en adequaat hebben gereageerd: rapportage aan de Wereldgezondheidsorganisatie, massale quarantaine, mobilisatie van de medische diensten, inschakeling van militaire artsen, razendsnelle bouw van noodziekenhuizen, afgrendeling van de virussteden, verlenging van de nieuwjaarsvakantie, massale koortscontrole, medisch huisarrest voor praktisch alle Chinezen.




 


Grensautoriteiten informeren inwoners van het afgelegen Altay-gebied over het coronavirus, Xinjiang, China, 20 februari.© EPA/A RAN CHINA OUT / ANP


Wuhan treft zeker blaam. Maar de diepere schuld ligt bij Peking. De burgemeester van Wuhan had ongetwijfeld een punt toen hij uitlegde waarom hij het nieuws over het virus achterhield: ‘Wanneer ik dit soort informatie krijg moet ik als lokale regeringsfunctionaris altijd nog wachten op toestemming voordat ik deze kan vrijgeven.’ Oftewel: voor de geheimhouding is niet Wuhan maar Peking verantwoordelijk. De door Xi Jinping doorgevoerde extreme centralisatie maakt dat geen functionaris meer verantwoordelijkheid durft te nemen, uit angst de grote leider te mishagen en te worden ontslagen.


Het wantrouwen in de autoriteiten was kennelijk zo groot dat Xi bekend liet maken dat hij al op 7 januari in het Vaste Comité van het politbureau maatregelen tegen het virus had besproken. Maar waarom ging hij daarna uitvoerig op reis naar Myanmar en de provincie Yunnan? Waarom duurde het tot 20 januari voordat de regering openlijk in actie kwam en de staatsmedia over de epidemie mochten berichten? Die relatieve vrijheid was overigens na een paar dagen weer voorbij, want Xi’s angst voor het virus is kleiner dan zijn obsessie met sociale stabiliteit en controle van de publieke opinie.


Het propaganda-apparaat van de partij nam de nieuwsvoorziening over. Zelfs de gestorven klokkenluider Li Wenliang werd voor het propagandakarretje gespannen. Honderden mensen die ‘geruchten’ op internet hadden gezet, kregen de politie op hun dak. Na de arrestatie van dissident Xu Zhiyong, die het aftreden van Xi had geëist, werden twee Chinese journalisten gekidnapt en drie correspondenten van The Wall Street Journal het land uitgezet, officieel als straf voor een racistisch geacht opinie-artikel in die krant – waaraan ze part noch deel hadden gehad. Daags tevoren waren in de VS de vestigingen van vijf Chinese media als propaganda-organisaties bestempeld. De uitzetting was een waarschuwing aan het adres van alle buitenlandse correspondenten in China. Bovendien is Xi daarmee de twee journalisten kwijt die vorig jaar een boekje hadden opengedaan over de corrupte praktijken van een neef van hem in Australië.


Het coronavirus heeft China in de ernstigste politieke crisis sinds 1989 gestort. Het is vooral een vertrouwenscrisis. Wie kan nog de overheid geloven als ze eerst de doofpot hanteert en daarna de nieuwsvoorziening in handen geeft van haar propagandisten? Hoe is de officiële verzekering dat er in Wuhan genoeg medisch materiaal voorradig is te rijmen met de noodkreet van lokale artsen? Wie denkt niet aan manipulatie als de criteria voor het tellen van besmette personen voortdurend veranderen? En het besluit dat de lokale leiders verantwoordelijk stelt voor de dood van artsen in hun ambtsgebied, wat is dat anders dan een onbedoelde uitnodiging om die sterfgevallen onder de pet te houden?


Artsen die aan het ‘oorlogsfront’ werken hebben verzekerd dat de officiële cijfers over slachtoffersaantallen een fractie zijn van de werkelijke aantallen. Opvallend is dat met het naderen van 24 februari, de datum waarop de economie weer moest gaan draaien, het aantal geïnfecteerden en doden buiten de provincie Hubei steeds sterker daalde, althans volgens de officiële opgaven. Maar op diezelfde 24 februari werd besloten de grootste politieke gebeurtenis van het jaar – de vergaderingen van het Nationaal Volkscongres van drieduizend leden en van het hoogste adviescollege van tweeduizend leden – uit te stellen, terwijl in Wuhan een versoepeling van de quarantainemaatregelen al na een paar uur ongedaan werd gemaakt. De balans tussen de noodzaak om de epidemie onder controle te brengen en de noodzaak om de economie weer op gang te brengen is kennelijk moeilijk te vinden.


Als de economie niet snel tot leven komt – maar daarvoor moeten eerst de bijna driehonderd miljoen binnenlandse migranten van hun gedwongen vakantie terugkomen naar de steden en moeten nieuwe virusuitbraken uitblijven – kan dat leiden tot grote werkloosheid, sociale spanningen en een verlies van legitimiteit van de Communistische Partij. Sinds Deng Xiaoping ontleent de partij immers haar recht op de macht aan haar economische prestaties. Als de toch al sterk afgenomen groei nog verder afkalft, kan dat tot een vertrouwensbreuk leiden tussen volk en partij, en daar komt de coronavertrouwenscrisis nog bovenop.


Zondag gaf Xi in een teleconferentie rechtstreeks instructies aan 170.000 partijkaders. Hij zei dat er lessen moeten worden getrokken uit de ‘duidelijke tekortkomingen’ in de aanpak van de ‘grootste volksgezondheidscrisis’ in de geschiedenis van de Volksrepubliek. Tekortkomingen? Of ingebakken systeemfouten?





voorpublicatie
uit nr. 9 – 






 







zondag 01 maart 2020

Klik hier