Drie voorpublicaties 'Fabels over China' - een drieluik / China-kennisnetwerk Guanxi


Auteur ‘In the Picture’ – Westers wanbegrip over China














‘SOCIALISTISCHE MARKTECONOMIE IS ONZIN’


















Eerste deel van een drieluik - door Jan van der Putten



















‘China wordt democratisch. China zal de westerse wereldorde omhelzen. China zal worden als wij.’ Jarenlang hebben de westerse leiders en opiniemakers die overtuiging uitgedragen, terwijl China intussen uitgroeide tot supermacht. In de huidige strijd tussen Amerika en China om de wereldmacht blijven wanbegrip en wensdenken over China floreren. De urgentie om te achterhalen wat  het herrezen Rijk van het Midden werkelijk drijft wordt alleen maar groter. Daarover gaat het nieuwe boek van Jan van der Putten Fabels over China. Een van de westerse misvattingen betreft China’s ‘socialistische markteconomie’. Een voorpublicatie.




















Socialistische markteconomie, wat is dat eigenlijk? De Chinezen hebben het antwoord: het is het hoofdstuk economie uit het boek over het socialisme met Chinese kenmerken. Niet-Chinezen kunnen daar weinig mee. Wat zijn die Chinese kenmerken dan? Het kapitalisme met een communistisch etiket erop, of omgekeerd? Een wildwestvertoning waarin alleen de wet van de sterkste geldt? Een taalkundige acrobatie die het onverenigbare moet verenigen? Het is geen van alle, maar van alle wel een beetje en nog wat meer. Het geheel levert een uniek systeem op waarvoor, bij gebrek aan beter, inderdaad maar één naam is: socialistische markteconomie. Een systeem dat noch socialistisch noch een markteconomie is. Omschrijvingen ervoor zijn er in het Westen genoeg – staatsmercantilisme, staats-, cowboy-  of turbokapitalisme, dictatoriaal kapitalisme, marktleninisme, markttotalitarisme, staatspaternalisme – maar ze zijn allemaal veel te slobberig.



Wat onder socialisme en communisme moet worden verstaan bepaalt niet de kapitalistische wereld maar de Chinese communistische partij zelf. Op economisch gebied is de partij heel flexibel gebleken. De bottomline is dat de partij hoe dan ook aan de macht moet blijven, en voor de rest is alles mogelijk. Aartsvader Deng Xiaoping wist zelf niet eens hoe zijn economische hervormingen zouden uitvallen. Als pragmaticus hield hij het bij de oude zegswijze ‘haal de waarheid uit de feiten’ – een leus die nog altijd klinkt, al moeten de feiten soms worden gemanipuleerd omdat ze anders een onwelkome waarheid zouden tonen. Deng was geen ideologische scherpslijper. Zijn enige doel was om de partij aan de macht te houden. Voor zijn experimentele aanpak verzon hij de uitdrukking: ‘de rivier oversteken door de steentjes te voelen’.


Tijdens die zoekende en tastende oversteek kreeg het socialisme met Chinese kenmerken gaandeweg vorm. Politiek is het een leninistisch controlesysteem met confucianistische trekjes, economisch is het een bonte mix van kapitalistische en socialistische elementen waarin casinoachtige effectenbeurzen co-existeren met degelijk ogende vijfjarenplannen, met als belangrijkste Chinese kenmerk de allesoverheersende rol van de communistische partij. De rijke westerse landen hebben de implicaties daarvan óf niet begrepen óf sterk onderschat. Sommige hebben China de status van markteconomie toegekend. Maar nog altijd is het tot lang niet iedere marktdenker doorgedrongen dat er in China een kracht is die sterker is dan de markt. Het marktdenken houdt op waar de partijbelangen beginnen. Daarom heeft partijleider Xi Jinping zich van de in 2013 gedecreteerde markthervormingen niets aangetrokken. Partijpatriarch Chen Yun zei het al in de jaren tachtig: ‘De markt in China moet zich gedragen als een vogel in een kooi. Binnen de kooi mag de vogel vrij vliegen zoals hij wil.’



Het belangrijkste bolwerk van de partij zijn de staatsbedrijven. Ze slurpen het gros van de leningen van de staatsbanken op. Particuliere bedrijven kunnen zonder een goede relatie met de partij niet gedijen. Ze zijn meer verantwoording verschuldigd aan de regering dan aan hun aandeelhouders. ceo’s van de grootste privébedrijven zijn leden van het belangrijkste adviesorgaan van de regering. Ondernemingen die niet in de partijgunst staan krijgen geen krediet, waardoor ze gedwongen zijn zich te wenden tot het immense grijs- en zwartgeldcircuit. Het kersverse Zakelijk Sociaal Kredietsysteem, dat  ondernemingen op hun gedrag beoordeelt en de goede beloont en de slechte bestraft, is het nieuwste instrument van de eenpartijstaat om de economie te controleren.



Bevelen van hogerhand kunnen particuliere bedrijven wettelijk niet naast zich neerleggen. Zo besloot de partij in 2018 dat er een eind moest komen aan de internationale aankoopwoede van Chinese megaconcerns. De partij vond dat ze te machtig werden en te veel schulden maakten. In sommige gevallen begon tegen de hoogste baas een onderzoek op verdenking van fraude. De topmannen van verschillende ondernemingen zijn door de politie ontvoerd. Als Chinese privéondernemingen buiten de partij om te veel macht dreigen te krijgen, moeten ze worden gekortwiekt voordat ze voor de partij gevaarlijk kunnen worden. Dit illustreert de verhoudingen tussen staats- en particulier eigendom. In China is het privébezit een afgeleide van het staatseigendom, in het Westen is het precies omgekeerd.



Hoe groter een bedrijf, des te ondoorzichtiger de eigendomsstructuur. In naam kunnen het privaatbedrijven zijn, terwijl ze achter de schermen gerund worden door de partij. Vaak even ondoorzichtig is hun financiële gezondheidstoestand. Lokale bestuurders hebben soms niet het flauwste benul van de waarde van de publieke firma’s die ze beheren. De bedrijven worden door de overheid verwend met exportsubsidies, lage rentes voor leningen en garanties voor schuldenfinanciering. Buitenlandse bedrijven mogen niet opereren in strategische sectoren, in andere sectoren gelden er beperkingen, in weer andere zijn ze welkom, vaak in een joint venture met een Chinees bedrijf. Ze mogen zich alleen in China vestigen als ze hun technologie delen met hun Chinese partner of de Chinese toezichthouder. Bij zowel de nationale als de internationale ondernemingen zijn partijcellen gedetacheerd, die betrokken zijn bij de besluitvorming.



Deze ‘socialistische markteconomie’ mag dan hemelsbreed verschillen van het democratische (neo)liberalisme, het effect is hetzelfde: een verregaande concentratie van rijkdom en macht in de handen van een minuscule minderheid. Westerse sceptici hadden gedacht dat bij gebrek aan vrijheid, democratie, duidelijke regelgeving en een onafhankelijke rechterlijke macht de voorwaarden voor economisch succes ontbraken. Ze vergisten zich. Het model heeft jarenlang ongelooflijk goed gefunctioneerd. Nu de groei gevoelig afneemt hóór je de westerse China-bashers haast hopen dat de Chinezen naar Hongkongees voorbeeld massaal in opstand komen om democratie te eisen. Het westerse wensdenken is taaier dan taai.





















Dit is de bewerking van een deel van het hoofdstuk Economie met Chinese kenmerken uit het nieuwe boek van Jan van der Putten Fabels over China: Hardnekkige westerse misvattingen over de nieuwe wereldmacht, dat op 27 september verschijnt bij uitgeverij De Geus.


=========================


Auteur ‘In the Picture’ – Westers wanbegrip over China (deel 2)


CHINEZEN KUNNEN NIET INNOVEREN’


Tweede deel van een drieluik - door Jan van der Putten


Een van de vele westerse misvattingen over China is dat de Chinezen wel goed kunnen namaken maar niet kunnen innoveren, want dat zou alleen kunnen in een democratie. Die mythe wordt ontzenuwd in het nieuwe boek van Jan van der Putten Fabels over China.


Een economie die niet innoveert veroordeelt zichzelf tot stagnatie. Innovatie is voor China essentieel. De tijd dat het de mondiale werkplaats was en de wereld met meestal spotgoedkope en vaak ook inferieure producten overstroomde, is voorbij. Hogesnelheidsgroei moet wijken voor hogekwaliteitsontwikkeling. Van een productie-economie moet China een kenniseconomie worden. Made in China moet wijken voor Made in China 2025, een blauwdruk die van de Volksrepubliek de wereldleider technologie moet maken. Het is meer dan een ontwikkelingsproject. Het is een roadmap naar de wereldhegemonie. Want wie technologisch leider is, is wereldleider.


Toen het project in 2015 werd gelanceerd, haalde het democratische Westen een oud vooroordeel van stal: innovatie kan alleen gedijen in een vrije, democratische omgeving. De redenering gaat als volgt. Voor innovatie zijn creativiteit, vrijheid en een open samenleving nodig, en die ontbreken in China. Nog altijd is het onderwijs op confucianistische leest geschoeid. Dat betekent dat leren neerkomt op uit je hoofd leren, kopiëren, de leraar nazeggen en hem nimmer tegenspreken. Het Chinese onderwijssysteem is uitermate competitief. Creativiteit en kritische zin worden niet bevorderd. In een systeem van censuur en controle dat geen vrije discussie toelaat, onwelkome feiten verdonkeremaant en zijn ideologie de hele maatschappij dwingend oplegt, ontbreken de voorwaarden voor creatief onderzoek.


Worden serieuze onderzoekers niet in een keurslijf gedwongen als in een campagne over ‘de wetenschappelijke geest van het nieuwe tijdperk’ van hen gevraagd wordt ‘het principe van de leidersrol van de partij in wetenschappelijk en technologisch werk’ te omhelzen? Wat kan er van innoveren terechtkomen als door censuur, publicatie- of reisverboden de relaties met buitenlandse onderzoekers bemoeilijkt worden? Is het dan een wonder dat China als ontfutselaar van intellectueel eigendom zijn weerga niet heeft?


Geen land is zo gewiekst gebleken als China in het verkrijgen, legaal of illegaal, van andermans technologische kennis. De conclusie lijkt voor de hand te liggen: omdat China in geforceerd tempo een eersteklaskenniseconomie wil worden maar zelf niet kan innoveren, is het wel gedwongen om die kennis weg te halen bij anderen. Spioneren, hacken en stelen doet iedereen, de Amerikanen en Russen voorop, maar voor geen enkel land is de motivatie zo groot als voor China.


Deze redenering lijkt aannemelijk, maar gaat toch niet op. In het verleden niet, en tegenwoordig ook niet. China is al tweeduizend jaar een confuciaanse controlemaatschappij, maar qua uitvindingen is het de rest van de wereld bijna steeds ver vóór geweest. Pas toen in de nadagen van de Qing-dynastie het halve land aan de opium was en in de andere helft de jansaliegeest heerste, dutte ook het Chinese vernuft in. Maar toen China onder Mao een internationale paria werd, ontwikkelde het op eigen kracht de atoombom en in de jaren negentig ook satellieten en raketten.


Onder Deng Xiaoping werd China de werkplaats van de wereld. Voor eigen uitvindingen was geen tijd, geen geld en ook weinig noodzaak. Dat werd anders toen het besluit werd genomen dat China zich zou gaan toeleggen op het vervaardigen van hoogwaardige producten. De oude manieren om aan kennis te komen werden niet opgegeven, maar er kwam een manier bij die tot dan toe alleen voor de atoombom en de ruimtevaart was gebruikt: eigen research.


Als de westerse vooroordelen zouden kloppen, kon daarvan niets terechtkomen. Maar het blijkt heel goed mogelijk om baanbrekende ontdekkingen te doen zonder weet te hebben van het bloedbad van Tiananmen, nieuwe kennisgebieden te betreden zonder dat de partij een spaak in het wiel steekt, je creativiteit te botvieren zonder last te hebben van confuciaanse remmingen of aanvechtingen tot plagiaat.


Er wordt over getwist hoe ver China al is met het inlopen van zijn technologische achterstand. Feit is dat de kloof snel smaller wordt en dat in China nu meer patenten worden aangevraagd dan waar ook ter wereld, al laat hun kwaliteit vaak nog te wensen over. Op verschillende technologiegebieden is China nu al wereldleider. Het land investeerde vorig jaar 2,19 procent van zijn bbp in research & development. De brain-drain is voorbij: het vooruitzicht op hoge salarissen lokt Chinese onderzoekers en ingenieurs terug naar het vaderland.


Hoe ver China op het slagveld van de innovatie al is opgerukt, blijkt uit het offensief van het Amerika van Trump om de Chinezen tot staan te brengen voordat ze met hun revolutionaire 5g-netwerken wereldwijd de communicatie- en computertechnologie gaan beheersen. Washington riep de Chinese techreus Huawei uit tot een gevaar voor de nationale veiligheid en wil dat zijn bondgenoten hetzelfde doen.


 


Het Amerikaanse offensief lijkt een boomerangeffect te hebben. Het moedigt de Chinese techbedrijven aan hun positie te versterken, vooral in de niet-westerse wereld, en het is voor de Chinese regering ook een wake-upcall om zo snel mogelijk technologieën te ontwikkelen die het land onafhankelijk maken van het buitenland. Buigen voor Washington is voor China even onaanvaardbaar als het opgeven van het project Made in China 2025, want anders blijft het perspectief op de wereldhegemonie een schone Chinese droom.


Dit is de bewerking van een deel van het hoofdstuk Economie met Chinese kenmerken uit het nieuwe boek van Jan van der Putten Fabels over China: Hardnekkige westerse misvattingen over de nieuwe wereldmacht, dat op 27 september is verschenen bij uitgeverij De Geus.


========================


Auteur ‘In the Picture’ – Westers wanbegrip over China (deel 3)


‘CHINA IS NIET EXPANSIONISTISCH’


Derde deel van een drieluik - door Jan van der Putten


In de strijd tussen Amerika en China om de wereldmacht blijven wanbegrip en wensdenken over China floreren. De urgentie om te achterhalen wat het herrezen Rijk van het Midden werkelijk drijft wordt alleen maar groter. Daarover gaat het nieuwe boek van Jan van der Putten Fabels over China. Een van de misvattingen is dat China een lange pacifistische traditie heeft.


 


Een vreedzamer land dan China bestaat er niet, verzekert de Chinese communistische partij. China zou kunnen bogen op een eeuwenoude pacifistische traditie. Het Rijk van het Midden zou altijd zichzelf zijn gebleven en nooit andere landen hebben veroverd. Dat verhaal wordt niet alleen door alle Han-Chinezen, maar ook door veel westerlingen geloofd. Het is de zoveelste misvatting over China: de Volksrepubliek als vredelievende natie, zo compleet anders dan het oorlogszuchtige Amerika en, tot een recent verleden, Europa. De conclusie ligt dan voor de hand dat de wereld onder Chinese hegemonie een stuk vreedzamer zal zijn dan nu.


Dat laatste is goed mogelijk, want de Chinese communistische partij heeft over de uitoefening van het wereldleiderschap heel andere ideeën dan de Verenigde Staten hadden totdat Trump aan de macht kwam. China wil niemand de Chinese beschaving of ideologie opleggen, het wil niet voor politieagent van de wereld spelen, het voelt zich niet geroepen andermans conflicten op te lossen. Wat het wel wil is erkenning, respect en economische expansie, het wil een wereld waarin China de economische hoofdrol speelt, dit alles om de Chinezen rijk te maken en hen dankbaar te stemmen jegens de communistische partij. Maar vergeet dan wel het verhaal dat China een pacifistische traditie heeft. Die claim blijkt gebaseerd te zijn op een sprookje, dat zijn ontstaan dankt aan historische en zelfs prehistorische manipulaties van formaat.


 Het axioma wil dat China vijfduizend jaar ononderbroken geschiedenis achter de rug heeft. In werkelijkheid zijn het tweeduizend jaar minder, want die zijn er door de historici bij verzonnen. Daardoor konden ze een rechte lijn van heroïek construeren van de mythologische Gele Keizer naar de communistische dynastie van nu. Gedurende die millennia dijt China nu eens uit en krimpt dan weer in. Nu eens strekt het zich uit tot diep in Centraal- en Zuidoost-Azië, dan weer beperkt het zich tot een relatief klein gebied in het oosten of valt het in brokstukken uiteen. Die golfbeweging is niet het gevolg van een natuurverschijnsel, maar van geweld: oorlogen, slachtpartijen, opstanden, invasies.


Het Chinese leger heeft vanouds de taak gehad om de barbaren buiten de deur te houden, maar het werd ook vaak ingezet voor veroveringstochten. Dat begon al met de stichting van het keizerrijk zelf, resultaat van de verovering door de staat Qin van de zes omliggende staten. Expansiedrift heeft de keizers vaak naar gebieden gedreven die met de Chinese beschaving weinig of niets te maken hadden. De militaire expedities hadden geen rechtvaardiging nodig. Als heerser over alles wat onder de hemel is had de keizer in Chinese ogen immers het volste recht zijn gezag andere volken dwingend op te leggen. De niet-Chinese volken die in een hoefijzer rond het Chinese kernland woonden, werden het ene na het andere onderworpen. Sommige scheidden zich af wanneer het gezag van de keizer verzwakte, om daarna als het tij keerde opnieuw te worden ingelijfd. Deze volken, die sinds Mao de status hebben van etnische minderheid, moesten dienen als stootkussen tussen de Han en de barbaren. Hun ‘verchinezing’, dat wil zeggen ‘verhanning’, heeft de laatste jaren in Tibet en Xinjiang de vorm van etnische zuivering aangenomen.


Tientallen oorlogen zijn gevoerd om het rijk uit te breiden: tegen Koreanen en Tibetanen, tegen Japanners, Vietnamezen en volkeren van Centraal-Azië. Het aantreden van de Qing-dynastie in de zeventiende eeuw was extreem bloedig. Naar schatting kwamen daarbij 25 miljoen mensen om. In de tweede helft van de achttiende eeuw breidde het Qing-rijk zich dankzij tien grote militaire operaties steeds verder uit, tot diep in Centraal-Azië. De bloedigste operatie (rond 10 miljoen doden) vond plaats in Dzjoengarije in de noordelijke helft van de huidige provincie Xinjiang. Onder de Qing stak China andere veroveringsstaten zoals Rusland en het Ottomaanse Rijk naar de kroon. China werd in die tijd ruim twee keer zo groot als onder de voorgaande dynastie, de Ming.


Sinds Mao geldt de omvang van het Qing-rijk als de ideale maat voor de Chinese Volksrepubliek. Dat dat rijk vooral door verovering is ontstaan, is uit de officiële geschiedschrijving geschrapt. Het is een mythe dat China nooit koloniën heeft gesticht. Alleen lagen de Chinese wingewesten niet overzee, maar op het Aziatische vasteland. China’s continentale uitdijing is goed vergelijkbaar met die van de Verenigde Staten in de achttiende en negentiende eeuw. Rond 1900 kreeg Amerika aandrang tot overzeese expansie, terwijl China pas in de 21ste eeuw zijn blik op de zee heeft gericht. Daarmee heeft het uitsluitend vreedzame bedoelingen, zo wil het officiële discours. Is de vredesapostel Zheng He immers niet de mascotte van China’s vreedzame buitenlandse politiek?


Deze vijftiende-eeuwse admiraal, die 87 jaar voor Columbus de wereldzeeën begon te bevaren en tientallen vorstendommen in Azië en Oost-Afrika aandeed, stichtte geen koloniën, richtte geen bloedbaden aan, maakte niemand tot slaaf, plunderde de lokale grondstoffen niet. Nee, hij zou slechts de Chinese cultuur hebben uitgedragen. De officiële Chinese geschiedschrijving meldt niet dat Zheng He de barbaren die zich tegen zijn beschavingsarbeid verzetten over de kling joeg wegens hun gebrek aan respect voor de Hemelzoon, die immers heerste over alles wat onder de hemel is. Datzelfde ontzag komt volgens de partij ook het herrezen China van Xi Jinping toe.


 


Dit is de bewerking van een deel van het hoofdstuk Als je vrede wilt… uit Fabels over China: Hardnekkige westerse misvattingen over de nieuwe wereldmacht door Jan van der PuttenHet boek is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.


















zaterdag 21 september 2019 vanaf 09:00 - zaterdag 05 oktober 2019 tot 17:00

Klik hier