Afrikaanse vluchtelingen: Israël zit niet te wachten op zwarte 'infiltranten' / De Brug


De Brug / maart 2018

Afrikaanse vluchtelingen
Israël zit niet te wachten op zwarte ‘infiltranten’
Jan van der Putten

De Israëlische regering voert een keiharde politiek ten aanzien van Afrikaanse vluchtelingen.
Ongeveer 40.000 mensen worden voor de keuze gesteld: vertrekken met 3500 dollar op zak
of de gevangenis in. Slechts 12 personen kregen de afgelopen jaren politiek asiel. Veel Israeli’s
zijn voor uitzetting, maar er klinken ook protesten.

De Afrikaanse vluchtelingen moeten weg
uit Israel. Er klinkt flink wat kritiek op
dat regeringsbesluit, niet alleen in Israel
zelf, maar ook uit landen die weinig recht
van spreken hebben. Wat de harde aanpak
van asielzoekers betreft, is Israel geen
uitzondering. Kijk naar de schandelijke
manier waarop Europa zich van het drama
probeert af te maken, of de muren
die gebouwd of gepland zijn om vluchtelingen
buiten de deur te houden. En dan
zwijgen we maar over regelrechte genocide,
zoals op de Rohingja’s door het leger
van Myanmar.

In Israel worden vluchtelingen niet
vermoord en er wordt niet op ze geschoten,
zoals al in Italië is gebeurd. Maar ze
worden wel verantwoordelijk gesteld
voor sociale verloedering, er wordt op
hen neergekeken, ze worden buitengesloten
of gewoon opgesloten. Bloedbaden
in Eritrea en Soedan brachten in 2006 de
stroom vluchtelingen op gang. In 2013
bouwde Israel een elektronisch beveiligd
hek in de Sinaï op de grens met Egypte,
twee jaar voordat Hongarije als eerste
Europese land een muur optrok om
vluchtelingen te weren. Sinds 2013 is er
nog maar een handjevol Afrikaanse
vluchtelingen Israel binnengekomen, en
in 2017 niet één. En nu moeten ze weg,
anders worden ze voor onbepaalde tijd
gevangen gezet.

Israel staat in zijn harteloosheid en
ontstellende gebrek aan solidariteit
bepaald niet alleen. Maar dat is geen reden
om het goed te praten. De ongeveer
veertigduizend Afrikaanse migranten in
Israel die nu onder vuur liggen zijn voor
72 procent Eritreeërs en voor 20 procent
(Zuid-)Soedanezen. De Eritreeërs zijn
gevlucht voor een nietsontziende dictatuur
en een dienstplicht die veertig jaar
kan duren, de Soedanezen zijn gevlucht
voor het inferno van de voortdurende
burgeroorlogen. Het enige wat ze wilden
was overleven, en de weg uit de hel liep
noordwaarts. Onderweg werden ze vaak
het slachtoffer van mensenhandelaars,
ze werden afgeperst, verkracht, gemarteld.
De tocht door de Sinaïwoestijn was
een lijdensweg van honger en geweld.
En toen kwamen ze, net als de joden na
hun veertig jaar bijbelse rondzwervingen
door diezelfde woestijn, aan in het
Beloofde Land. Zo zagen ze Israel althans:
het eerste land waar men hen niet naar
het leven stond, waar democratische
garanties van kracht waren, waar ze op
verhaal konden komen en een vluchtelingenstatus
konden krijgen alvorens
door te reizen naar een westers land.
De Israelische autoriteiten zagen dat
anders. Als de vluchtelingen joden waren
geweest, hadden ze direct de Israelische
nationaliteit gekregen. Maar het waren
moslims en christenen, ze waren gekleurd,
en ze waren helemaal geen politieke
vluchtelingen. Ze waren ‘alleen
maar’ naar Israel gekomen om werk te
zoeken en geld te verdienen, zo oordeelden
de autoriteiten. Dankzij die leugen
konden de nieuwkomers bestempeld
worden als economische vluchtelingen.
Dat soort mensen heeft geen recht op
asiel en moet dus weg. Van de rond de
60.000 Afrikanen die sinds 2006 naar
Israel zijn gevlucht hebben er exact twaalf
de status van politiek vluchteling gekregen.
De aanvragen worden vaak niet eens
in behandeling genomen. Want deze
‘infiltranten’ hebben geen rechten. Het
enige dat dit uitschot doet is de buurt
terroriseren en de criminaliteit tot bloei
brengen. De Afrikaanse infiltranten zijn
volgens een diagnose van minister Miri
Regev van Cultuur een ‘kanker in ons
lichaam’.

Negen van de tien Afrikaanse immigranten
heeft onderdak gevonden in de
arme buurten rond het centrale busstation
in Tel Aviv-Zuid. Bij gebrek aan een
werkvergunning – het enige officiële
document waarover ze beschikken is een
tijdelijk visum, dat om de paar maanden
vernieuwd moet worden – kunnen de
immigranten alleen de allernederigste
baantjes krijgen. Buurtbewoners begonnen
te klagen over verloedering en criminaliteit
en gaven daarvan de Afrikanen
de schuld. De politie stelde vast dat in
een wijk waar asielzoekers 70 procent
van het totale aantal bewoners uitmaakten,
slechts 40 procent van de misdrijven
voor hun rekening kwam, maar dat
argument maakte op de vreemdelingenhaters
geen indruk. Premier Netanjahoe,
die de verontwaardiging graag gebruikte
om stemmen te werven, bezocht de buurt
regelmatig. Regev riep de Israelische
bewoners uit tot ‘vluchtelingen in hun
eigen land’. De enige manier om hen
hun land terug te geven was deportatie
van de ‘infiltranten’.

Een paar jaar jaar geleden begon de
deportatie. Met een oprotpremie van
3500 dollar op zak zijn ongeveer vierduizend
Afrikaanse vluchtelingen ‘vrijwillig’,
dat wil zeggen onder bedreiging van
opsluiting, naar een officieel niet nader
genoemd ‘derde land’ vertrokken. Daarnaast
zijn nog zo’n zestienduizend andere
vluchtelingen het land uitgezet. Het ‘der-
de land’ bleek meestal Rwanda of Oeganda
te zijn, soms Soedan. Het is veel teruggekeerde
vluchtelingen slecht vergaan,
vooral in Rwanda: documenten en geld
afgepakt, afgeperst, gearresteerd, het
land uitgezet. Velen hebben het opnieuw
geprobeerd, nu via de Libië-route – vaak
om daar in de fuik te lopen van mensensmokkelaars
of militanten van Islamitische
Staat. Een enkeling is door IS onthoofd.
Intussen had Israel in de Negevwoestijn
een open gevangenis, Holot,
ingericht voor Afrikaanse vluchtelingen
die niet wegwilden. Daar werden ze een
jaar lang zo miserabel behandeld dat ze,
zo hoopte de regering, uit zichzelf wel
weg zouden gaan.

Volgens de plannen zou Holot in maart
worden gesloten. Tegelijk wordt de eind
vorig jaar aangenomen Infiltrantenwet
van kracht. Die houdt aanscherping en
institutionalisering in van de bestaande
praktijk. Wie vrijwillig naar zijn vaderland
of een ‘derde land’ wil reizen krijgt
3500 dollar, het land in kwestie ontvangt
van Israel 5000 dollar per persoon, en
wie weigert te vertrekken gaat voor onbepaalde
tijd de gevangenis in. Vrouwen
en kinderen onder de achttien en vluchtelingen
die een asielprocedure hebben
lopen, vallen vooralsnog niet onder de
regeling. Er zou een deal zijn gesloten met
de regeringen van Rwanda en Oeganda,
maar die hebben dat beide ontkend. Een
nieuw drama kondigt zich dus al aan. De
eerste Afrikanen die gedeporteerd zouden
worden – negen volgens de regering,
elf volgens een vluchtelingenorganisatie
– hebben geweigerd mee te werken en
zijn gevangen gezet. De meeste vluchtelingen
zijn het met hen eens: je kunt
beter in een Israelische cel zitten dan
voor de leeuwen worden gegooid in
Rwanda of in je vaderland.

De celcapaciteit in Israel is te klein om
iedereen die weigert te vertrekken op te
bergen, en het land zou duizenden bordenwassers,
pizzakoeriers, schoonmakers
en andere laagbetaalden kwijtraken. Niet
toevallig werd onlangs besloten het aantal
werkvergunningen voor Palestijnen
met 20.000 te verhogen tot 100.000. Maar
dat is natuurlijk bijzaak. Vraag blijft: hoe
heeft Israel, een land van immigranten
bij uitstek, waar de onuitsprekelijke verschrikkingen
die mensen elkaar kunnen
aandoen voor altijd in het collectieve
geheugen zijn gegrift, zo diep kunnen
zinken? Hoe is dit tenhemelschreiende
gebrek aan solidariteit te verklaren?

Natuurlijk, de algemene verrechtsing
van de Israelische maatschappij en politiek
heeft er veel mee te maken. De rechtgeaarde
Israeli is tegenwoordig rechts.
De linkse oppositie is voor een groot deel
naar rechts opgeschoven, en de regeringspartijen
variëren van rechts tot ultrarechts,
ultraorthodox rechts en fascistisch
getint rechts. In het fervente nationalisme
dat hen bindt is voor tolerantie geen
plaats: niet met binnen- en buitenlandse
critici, niet met de Palestijnen, niet met
vluchtelingen, en al helemaal niet met
zwarte vluchtelingen. De onaangename
waarheid is dat racisme in Israel een
vruchtbare voedingsbodem heeft. De
heersende Asjkenazische joden zien
zichzelf als de etnische elite en hebben
racistische vooroordelen ten opzichte
van de volgens hen inferieure Mizrachi
joden, die afkomstig zijn uit de Arabische
wereld. Joden uit Ethiopië worden vaak
gediscrimineerd en behandeld als tweederangsburgers.
In 1975 nam de Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties met grote meerderheid
een motie aan waarin het zionisme
een ‘vorm van racisme en raciale
discriminatie’ wordt genoemd. De Israelische
regering is daar nog altijd woedend
over, maar ze doet weinig om die uitspraak
te ontkrachten. Kranten als The
New York Times en The Washington Post
schilderen het huidige vluchtelingenbeleid
af als verraad aan Israels reputatie
als toevluchtsoord voor vervolgden.
Maar dat beeld klopt niet: de stichting
van de Israelische staat in 1948 ging al gepaard
met de verjaging van zeker 750.000
Palestijnen, een groep die inmiddels is
uitgegroeid tot de grootste vluchtelingenbevolking
van de wereld. Palestijnen
die naar hun geboorteland probeerden
terug te komen werden al in 1949 aangeduid
met dezelfde naam als de Afrikaanse
vluchtelingen nu: infiltranten.

En toch. Niet iedereen legt zich bij de
Infiltrantenwet neer. De vluchtelingen
zelf houden grote protestmanifestaties
en hongerstakingen. Ze hebben veel
bijval en steun gekregen. Met een beroep
op joodse waarden maken rabbijnen lijsten
van huizen waar vluchtelingen kunnen
onderduiken, Holocaust-overlevenden
bieden gastvrijheid aan, piloten weigeren
de ‘dodenvluchten’ naar Afrika uit te
voeren, bekende schrijvers en intellectuelen
laten een vlammend protest horen.
In al hun wrangheid zijn dit toch hoopgevende
initiatieven.




zaterdag 07 april 2018

Klik hier